Table of Contents
Bij jonge kinderen is het hoofd in vergelijking met het lijf veel groter, maar naarmate het kind ouder wordt, wordt deze verhouding kleiner en daalt het centrum van zwaartekracht. Balans is wanneer een individu in evenwicht is. Balans kan ook in onstabiele situaties verkregen worden (een ballerina die op spitzen danst).Oriëntatie is dat de lichaamsdelen zo gehouden worden ten opzichte van elkaar dat de beweging of taak uitgevoerd kan worden: bij lopen is bijvoorbeeld een verticale houding noodzakelijk.
Met een paar maanden ontwikkelen zij hoofdcontrole, daarna rompcontrole (waardoor het kan zitten), en met 12 maanden kan het kind zelfstandig staan. Houdingscontrole lijkt dus in een cephalocaudale richting te ontwikkelen (van het hoofd naar beneden). De ontwikkeling wordt door zowel interne en externe factoren geleid. De eerste motorische prestatie van een kind is het optillen van zijn hoofd vanuit buikliggen.
Hierna leert het snel ook zijn borst op te tillen, waardoor het uiteindelijk zichzelf met gestrekte armen kan opduwen. Met 5 maanden kan het kind zijn hoofd optillen vanuit rugligging. Hoofdcontrole is heel belangrijk bij houdingscontrole, omdat het kind door het bewegen van zijn hoofd de omgeving beter kan bekijken, en daarnaast meer balans kan krijgen.
Vanaf 1 maand oud spelen hoofdbewegingen hierbij al een grotere rol. Om zelf te kunnen zitten moet het kind romp en hoofdcontrole hebben. Met vijf maanden kunnen de meeste kinderen zelf zitten, maar nog niet rechtop: de romp hangt ver over het bekken en de benen. Met 6 tot 8 maanden leert het kind wel rechtop zitten.
Om te kunnen lopen heeft het kind de vaardigheid nodig van het stabiel staan op 2 benen - prijzen waterbed. Hiervoor moet het kind het centrum van zwaartekracht boven het ondersteunend oppervlak (bijvoorbeeld de vloer) laten. Kinderen kunnen zichzelf met 8 maanden tot staan trekken. Pas met 11 maanden kan het kind zonder hulpje staan (zonder iets vast te houden)
Ook hierbij worden eerst hulpmiddeltjes gebruikt; dit gedrag heet cruising; het gebruik van alle vier de ledematen bij het lopen, door bijvoorbeeld beide armen op een tafel te leggen. Zodra het kind zijn eerste echte stapjes zet, leert het snel onafhankelijk te lopen. Assiante omschrijft twee principes die nodig zijn bij het houden van controle over de houding.
Assiante ment dat in de eerste 6 maanden de kinderen met name door zwaartekracht ontwikkelen en daarom balans ontwikkelen in cephalocaudale (het hoofd eerst) volgorde. Wanneer ze leren staan, gaan ze meer letten op het oppervlak van de grond en leren ze controle vanaf de voeten naar boven. Het tweede principe is gebaseerd op Bernsteins notie van vrijheidsgraden; om houdingscontrole te hebben moeten de vrijheidsgraden beheerst worden die nodig zijn.
Het hoofd moet daarom zo stil mogelijk worden gehouden. Er komt steeds meer interesse in de processen achter ontwikkeling. Bij motorische ontwikkeling is er veel onderzoek gedaan naar de rate-limiting variables (afhankelijke variabelen) die verantwoordelijk zijn voor gedragsverschuivingen. Houdingscontrole is zelf zo’n afhankelijke variabele voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden.
Het lichaam is constant bezig de houding aan te passen als respons op informatie uit de sensorische systemen. Dit systeem is een gesloten lus systeem in de informatieverwerkingsvisie. In de dynamisch systeem visie wordt gesproken over een perceptie-actie combinatie. De drie belangrijkste sensorische inputs zijn visuele, vestibulaire en somatosensorische informatie.
Denk bijvoorbeeld aan het dichtdoen van je ogen terwijl je staat: je zult meestal reageren door met je lichaam te zwaaien. David Lee onderzocht dit ook door middel van een bewegende kamer, waar de muren bewogen maar de vloer niet. Informatie van proprioceptoren zoals tast of bewegingssensoren was er dus niet, maar alleen de (misleidende) informatie van de bewegende muren zorgde er al voor dat het lichaam een tegenbeweging liet zien (bij beweging van de muren richting het individu bewoog die naar achteren b/v).
Jouen vond in onderzoek dat zeer jonge kinderen wel al visuele informatie verwerken: als een lichtbron naar ze toe werd bewogen, reageerde 80% van de pasgeborenen met beweging. De bewegende kamer is ook gebruikt bij onderzoek bij jonge kinderen. Hieruit bleek dat drie-maanden oude kinderen al hetzelfde reageerden als de volwassenen.
Om stabiel te staan moeten delen van het lichaam de juiste spierspanning houden - waterbed of boxspring. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van informatie uit kinesthetische en vestibulaire receptoren. Het vestibulair systeem is al ver ontwikkeld bij geboorte, en van het kinesthetisch systeem wordt aangenomen dat het ver ontwikkeld is: dit is moeilijk te onderzoeken
Barela onderzocht het belang van sensorische informatie over oppervlakten bij kinderen die konden staan en lopen, en in het bijzonder wat de relatie was tussen lichaamsschommelingen (heen en weer zwaaien) en de kracht die het kind op het steunend oppervlak uitoefende. Zij vond dat het gebruik van somatosensorische informatie veranderde met de ontwikkeling van het kind: bij de stadia van gaan staan, alleen staan en beginnen met zelf lopen, gebruikte het kind zijn hand als mechanische steun (het ermee vasthouden van bijvoorbeeld een tafel).
Het vermogen om je lichaam te ondersteunen hangt af van spierkracht. Dit is nog weinig onderzocht, hoewel het zo vanzelfsprekend is. Spierkracht is gerelateerd aan lichaamsmassa: een steviger kind moet een grotere massa meedragen. Onderzoeken waarbij lichaamsmassa experimenteel werd veranderd, bijvoorbeeld door gewichten aan de benen te hangen of de baby in het water te houden, toont aan dat beweging inderdaad beïnvloed wordt door veranderingen in lichaamsmassa.
De snelle groei van het kind zorgt ervoor dat het snel meer controle krijgt over het hoofd, daarna nek en romp en uiteindelijk de ledematen. Wanneer het centrum van zwaartekracht verlaagt, kan het kind de houding en balans krijgen om te kunnen staan en lopen. Breniere beschrijft de term natural body frequency (NBF) voor de relatie tussen spierkracht, lichaamsmassa en zwaartekracht.
Hij vond dat bij volwassenen de NBF altijd gelijk is - beste waterbed. Het verandert wel met groei: naarmate kinderen ouder worden en zelfstandig leren lopen, tot jaren daarna, neemt het effect van zwaartekracht op de kinderen af en daardoor ook de NBF.Er zijn verschillende theorieën over de relatie tussen het zenuwsysteem en spieren
Men gaat ervan uit dat deze neurale connecties al vastliggen en ontwikkelen door endogene rijping: het is niet afhankelijk van ervaring. Een CPG kan wel fijner afgesteld worden door sensorische informatie (ervaring).Door recenter onderzoek is vastgesteld dat deze bewering niet klopt. Er is bijvoorbeeld zoveel variëteit in motorische ontwikkeling dat het niet kan dat de juiste responsen al ‘vastliggen’ in het systeem.
Table of Contents
Latest Posts
Waterbed Boxspring Split - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
De Beste Matras Kiezen: Onze Complete Koopgids ... - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
Slaapexperts - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
Navigation
Latest Posts
Waterbed Boxspring Split - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
De Beste Matras Kiezen: Onze Complete Koopgids ... - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be
Slaapexperts - Waterbed kopen - Prijzen waterbedden - Droomcomfort.be